De Tour de France is weer begonnen: voor de honderdste keer. Een mijlpaal in de geschiedenis van de wielersport, want geen enkele meerdaagse wielerkoers is zo oud. Wat in 1903 begon als een idee van het tijdschrift L’Auto – het huidige L’Equipe – is inmiddels uitgegroeid tot het grootste wielerevenement van ter wereld.
Ondanks de prachtige beelden en, waarschijnlijk, spannende etappes kijk ik liever naar koersen als de Ronde van Italië en de Ronde van Spanje. Maar eigenlijk gaat het ook daar de verkeerde kant op, want de organisaties van wielerkoersen richten zich steeds meer naar de ‘wensen’ van de kijkers. Want welke organisatie stuurt haar deelnemers in mei over de hoogste bergtoppen of over landweggetjes? Is een normale weg te saai?
Ook tijdens deze Tour heeft de organisatie weer gekozen voor verschillende lange etappes, terwijl een korte etappe ook heel mooi en zwaar kan zijn. Renners hoeven niet iedere dag zo´n 200 kilometer over meerdere bergen te fietsen of over een ellenlange saaie vlakte waarbij de winnaar toch wel uit een massasprint komt. Ondanks die torenhoge eisen van de koersorganisaties blijven we klagen over het aantal dopinggevallen. Maar is het één niet een logisch gevolg van het ander?
Toch blijf ik de Tour volgen. Niet alleen vanwege het evenement, maar juist vanwege de kleine dingen: in Frankrijk op een camping met oude Franse mannetjes in een kantine naar een bergetappe kijken. De NOS Radio Tour de France-tune. En vooral, het verhaal achter de wedstrijd, zoals onder anderen Wilfried de Jong dit goed kan beschrijven. Dát geeft mij veel meer het échte Tour-gevoel.